LE CORBUSIER: ARCHITECT

Le Corbusier (1887 – 1965) werd als Charles-Edouard Jeanneret geboren in La Chaux-de-Fond, in de Zwitserse Jura. In 1900 begon hij met een opleiding tot graveur en ciseleerder aan de Kunstnijverheidschool. Vijf jaar later realiseerde Le Corbusier zijn eerste bouwwerk voor een medewerker van school: Villa Vallet. Waarna hij in 1914 zijn bekende Dom-ino-huis ontwikkelde, een bouwsysteem dat een scala aan indelingsmogelijkheden gaf.

Omgedoopt tot Le Corbusier

In 1917 verhuisde Le Corbussier naar Parijs waar hij samen met de schilder Amedée Ozenfant het tijdschrift l’Esprit Nouveau opzette. In deze tijd nam hij ook de naam Le Corbusier aan, afgeleid van Lecorbésier, de naam van zijn voorvader.

Bijzondere innovatieve ontwerpen

Geïnspireerd door de technologische innovaties begin 20e eeuw, wilde Le Corbusier woningen en steden net zo goed laten functioneren als machines. In 1925 ontwikkelt de iconische designer het stedenbouwkundig plan: Plan Voisin, een concept voor een stad met drie miljoen inwoners. In deze stad wilde Le Corbusier geen straten. Al het autoverkeer moest onder de grond komen. Boven de grond was de stad één groot park waarin hoge torens op pootjes staan. Heel overzichtelijk en geordend, want kronkelige straatjes maakten mensen alleen maar zenuwachtig, vond Le Corbusier.

Le Corbusier: de grootste architect van de 20ste eeuw

Het gigantische oeuvre en de architectonische theorieën hebben Le Corbusier tot één van de grootste architecten van de 20ste eeuw gemaakt. Hij is een genie die men vergelijkt met Michelangelo en Picasso.

Le Corbusier: een nieuwe fase

In 1926 legt Le Corbusier de uitgangspunten voor zijn nieuwe architectuur vast in vijf punten:

  1. het bouwen op kolommen waardoor het gebouw los staat van de grond
  2. de daktuin
  3. een vrije plattegrond met niet dragende muren
  4. lange horizontale ramen
  5. een vrije gevelindeling

Vanaf ongeveer 1935 veranderden langzaam zijn denkbeelden en voorstellingen: een nieuwe fase in de loopbaan van Le Corbusier begon. De terugkeer naar het oorspronkelijke, eenvoudige leven werd het nieuwe uitgangspunt. Met zijn ontwerp voor het bedevaartskerkje in Ronchamp (1955) verrast Le Corbusier vriend en vijand door geen gebruik te maken van de witte strakke volumes van de jaren twintig. De kerk is plastisch vormgegeven en heeft iets weg van een beeldhouwwerk. In 1964 begint Le Corbusier met het maken van sculpturen.